Een nieuw jaar nodigt uit tot stilstaan bij de tijd. Een activiteit die al snel een melancholische ondertoon kan krijgen. Al die vervlogen jaren. En dan nog die goede voornemens waarvoor waarschijnlijk toch geen tijd is. ‘Gaan we het nog meemaken of niet?’, zingen Yentl en De Boer ironisch over ballerina zijn, een miljoen verdienen of een date met een superster. Hoe komt het dat we zo massaal het gebrek aan tijd lijken te ervaren en kunnen we dit ook anders zien?
In Framer Framed, een expositieruimte in Amsterdam, is momenteel een tentoonstelling te zien genaamd To those who have no time to play van de Russische kunstenaar Gluklya. Een prachtige titel die vooral de vraag oproept wie die mensen zijn zonder tijd om te spelen. Wie daarbinnen lichte speelse onderwerpen verwacht, komt bedrogen uit. Het gaat over protesten in Sint Petersburg, de integratie van asielzoekers of arbeidsomstandigheden in Kirgizië.
Op het eerste gezicht lijken de betrokkenen bij deze situaties degenen die geen tijd over hebben om te spelen. Heel letterlijk is dit waar voor de geïnterviewde Kirgizische kleermaakster die regelmatig achttien werkuren per dag maakt. Toch laat Gluklya haar door een actrice naspelen, dansend met een groot knuffelkonijn. Ook besluit ze een spel te spelen met Murad Zorava, een Koerdische vluchteling die ze in Amsterdam ontmoette. Samen zoeken ze naar woorden die hetzelfde klinken in het Nederlands en Arabisch. (Het Nederlandse woord voor ‘pen’ lijkt bijvoorbeeld op het Arabische woord voor ‘koffie’, neem ik maar even aan uit haar aantekeningen). Het vormt het startpunt voor hun gezamenlijke veelkleurige dagboek. Ook de Russische activisten, die genoeg redenen hebben om depressief te zijn, laat Gluklya spelen. Ze naait komkommerpakken voor hen.
Al deze bloedserieuze situaties nodigen juist uit tot spel. Het lijken pogingen om menselijkheid weer opnieuw uit te vinden op een plek waar deze juist het meest ontbreekt. Museumdirecteur Charles Esche vraagt zich in een begeleidend essay dan ook af of de mensen zonder tijd om te spelen niet juist de bezoekers van de tentoonstelling zijn – ‘following painstakingly the laws of apperently secure citizen-consumers in a rigid, careless Amsterdam’. Hoeveel tijd hebben wij over om speels onze menselijkheid vorm te geven?

Een andere tentoonstelling die uitnodigt om anders naar de tijd te kijken is die van Fiona Tan in het Eye Filmmuseum. Het werk Vertical Wide bestaat uit verschillende schermen met langzaam rijdend verkeer. Filevorming – het beeld bij uitstek voor vastzitten in de tijd. Ditmaal ben je echter niet degene die vloekend achter het stuur naar de roodgloeiende Tomtom zit te staren. Je ziet het verkeer van bovenaf, vanuit een hoog flatgebouw in Los Angeles.
Met deze God’s eye point of view blijven er alleen nog stromen van rode en witte lichtjes over. Op het ritme van de remlichten componeerde Tan een pianostuk. Het effect is een grote afstand tot het lawaai en de haast van de autoweg. Het is alsof je even bevrijd bent van de tijd die je constant naar van alles toedrijft. De stromen verkeer en de springerige klanken strelen je ogen en oren.

Dit meditatieve komt terug in het werk Inventory waarin Fiona Tan op het originele idee kwam om antieke beeldhouwwerken met zes verschillende camera’s te filmen. Film en beeldhouwkunst lijken, als je naar de temporele dimensie kijkt, elkaars tegengestelden. Een beeldhouwwerk legt doorgaans een beeld stil, terwijl een film juist de beweging van iets toont.
Verlichtingsdenker Gotthold Lessing schreef hierover zijn beroemde essay ‘Laocoön: over de grenzen van schilderkunst en poëzie’ (al had hij het natuurlijk niet over film maar over dichtkunst). Hij vond dat beeldhouwkunst en dichtkunst niet in elkaars vaarwater moesten gaan zitten. Een beeld moest vooral een moment heel krachtig uitbeelden – zoals het beroemde beeld van Laocoön en zijn zonen die we vechtend met de slangen zien vlak voor ze verslonden worden – terwijl de dichtkunst het tijdsverloop moest benutten.
Tan doet juist het tegenovergestelde. Door stilstaande objecten te filmen, benut ze aan de ene kant nauwelijks de mogelijkheden van de camera om beweging vast te leggen. Daarnaast laat ze, aan de andere kant, de beeldhouwwerken subtiel bewegen. Over de Griekse en Romeinse koppen kruipt het daglicht dat door de raampjes van het neoclassicistische gebouw naar binnen valt en een tijdstip op de dag doet vermoeden. Ook hoor je het verkeer op de achtergrond dat in plaats van tijdloosheid, het nu van de moderne tijd verraadt. Bovendien staat, zoals de filosoof en kunstcriticus John Berger al in de beroemde televisieserie Ways of Seeing (1970) liet zien, een beeld op een scherm nooit stil. Er is altijd de beweging van de pixels en het licht van het beeldscherm. Dit wordt in de installatie van Tan nog meer benadrukt door het filmen met verschillende camera’s die allemaal het licht op een andere manier naar het scherm vertalen.

Al deze subtiele bewegingen maken het verloop van de tijd haast zichtbaar. Maar wat je ziet is niet jouw persoonlijke tijd die je op een bepaalde manier wenst in te vullen, zoals met goede voornemens. Het is een soort uitgezoomde tijd die mensenlevens overstijgt – ‘Time which antiques antiquities’ – zoals de zeventiende-eeuwse schrijver Sir Thomas Browne het verwoordt die Tan aanhaalt in haar film.
Gluklya en Fiona Tan geven beiden een ander perspectief op de tijd dan de gebruikelijke vragen rond de jaarwisseling dat doen. Gluklya laat zien wat je met tijd kunt doen als een crisissituatie al het andere stillegt. Ze toont mensen die op zoek gaan naar elkaar en spelenderwijs uitdrukking geven aan hun situatie. Fiona Tan zet in haar films het persoonsgebonden tijdsperspectief buiten spel, zodat je het voorbijglijden van de tijd voelt. Niet als onbenutte mogelijkheid, maar als een heerlijke streling van de wind.