Zwemmen onder water: een paar gedachten over moederschap

Toen ik filosofie studeerde besloot ik nooit over gender te gaan schrijven. Genoeg vrouwen hielden zich al bezig met vrouwen. Ik vond het feministischer om me niet met mijn eigen geslacht bezig te houden en andere interesses na te jagen.

Ook tijdens mijn eerste zwangerschap hield ik mijzelf bij de les. Ik zag veel jonge vrouwen die al gauw niet meer onderdeden voor zwangerschaps- en opvoedingsexperts in hun eerste jaren als ouder. Daar is er niet nog een van nodig, concludeerde ik. Ik liet die dikke pil over borstvoeding liggen en nam tijdens mijn verlof de vrijheid om kunsttentoonstellingen te bekijken en Charles Taylor te lezen. Ik hield mijn andere interesses, ook al was ik nu een zwangere vrouw. In musea knipoogde ik naar madonna’s die zich tijdens het voeden van het kindje Jezus in de oude geschriften verdiepten. Zo zag en etaleerde ik mezelf graag.

Maria met Jezus, Meester van de Lastige Kinderen (toegeschreven aan), Gianfrancesco Rustici (toegeschreven aan), ca. 1500 – ca. 1525

Ineens stokt mijn strategie. Ik ben zwanger van mijn tweede kindje en verander bijna automatisch weer in de vrouw die het even erbij doet van mijn eerste zwangerschap. De vrouw die vooral andere interesses heeft. De vrouw die er niets voor hoeft te laten.

Het probleem is tweeledig. Ten ben ik niet eerlijk tegen mezelf. Andere zaken interesseren me steeds minder – ‘maar nog steeds wel!’ wil ik er direct wanhopig aan toevoegen – en ik raak in de ban van het denken over mijn lichaam, de zwangerschap en het kindje. Ten tweede merk ik dat ik met het dwangmatig wegduwen van dit denken over de biologische processen die zich onontkomelijk in mijn lichaam manifesteren een stuk van mezelf lijk te ontkennen. Mijn gedroomde zelf strookt niet met mijn ervaren zelf dat moe is, prikkelbaar en steeds meer op het moederschap gericht raakt. Als ik eerlijk ben erger ik me dood aan haar. Is mijn feminisme omgeslagen in een lichte vorm van zelfverachting, juist op die gebieden die je zou kunnen aanmerken als ‘vrouwelijk’?

Natuurlijk zit daar het filosofische probleem waar ik mee worstel: want wat is dat vrouwelijke? Door het nu te koppelen aan zoiets als de zwangere ervaring doe ik direct al een hele categorie vrouwen tekort die niet zwanger zijn, zijn geweest of zullen zijn. Bovendien is het een dualistisch soort denken waarbij ik mijn hormonale van mijn intellectuele zelf scheid, mijn lichaam van geest, mijn grilligheid van mijn helderheid. Het is het soort denken uit het portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw van Jan van Eyck. Zij staat bij het bed dat symbool staat voor het huishoudelijke domein. Haar lichaam hoort bij voortplanting, het interieur. Haar hand rust in die van haar man. Hij staat bij het raam en is een man van de wereld. Aan hem is het naar buiten treden, interesses najagen. Hij draagt verantwoordelijkheid.

Jan van Eyck The Arnolfini Portrait 1434 Oil on oak, 82.2 x 60 cm
https://www.nationalgallery.org.uk/paintings/NG186

Ik pak een oude notitie van een aantal maanden na de geboorte van mijn zoon erbij:

Ik zeg dat steeds wel – dat ik weer zwem, lees, schrijf, nadenk en avonden organiseer – maar ik verdwijn steeds zo snel. Even is er een luchtbel van vrijheid en dan begint de cyclus van voeden, dingen opruimen en slapen opnieuw. Het is als zwemmen onder water. De totale vrijheid die je dan voelt van een onderwaterwereld die er altijd is, maar waar je slechts even kan vertoeven omdat je weer lucht nodig hebt.

Gek genoeg heb ik het toen zo opgeschreven dat het verdwijnen onder water juist het verschijnen van mijzelf betekende. Daar waar je geen adem kunt halen, is paradoxaal genoeg voor mij de lucht te vinden. Deze metafoor is vrij letterlijk tot mijn leven in die tijd te herleiden. Ik zwom toen veel – net als nu. Het is een activiteit die je niet kunt combineren met het zorgen voor je kind. Je moet noodzakelijkerwijs de cyclus van het zorgen doorbreken en tijd voor jezelf opeisen. Dat deed en doet me vaak goed – metaforisch en letterlijk.

Het filosofische probleem is echter ook in de aantekening te vinden. Stel ik nu dat ik enkel mezelf kan zijn als ik me niet tot mijn moederschap verhoud – de onderbreking in het water? Zijn sociale en intellectuele activiteiten onverenigbaar met een persoon zijn die borstvoeding geeft? Kortom, zwichtte ik nu zelf voor het Arnolfini-onderscheid door mij af te zetten tegen die gebieden die traditioneel als vrouwelijk worden gezien?

Ook dit is niet eerlijk tegenover mezelf. Ik voel me wel degelijk mezelf als ik voor mijn zoon zorg. Sterker nog, er zijn weinig domeinen waar ik me zo als een vis in het water voel. De handelingen om voor hem te zorgen – kijken, praten, tillen, voeden – lijken vanaf dag één logisch voort te zijn gevloeid uit onze kruisende blikken. Het voelt goed. Het maakt me gelukkig om een kind te hebben. Waarom scheid ik dat dan in mijn hoofd zo van wie ik ben?

Voor ik moeder werd, zag ik in Madrid een theaterstuk over dit probleem. Op het podium stonden een aantal acteurs. Terwijl zij vertelden over hun ervaringen als ouder en hoe dit hun leven had veranderd, renden hun kinderen over het podium. Er lag speelgoed ter vermaak en af en toe onderbrak een actrice haar verhaal om een kind te troosten of te voeden. Ook dit bleef zichtbaar op het podium. Het zeer intensieve combineren van acteren en zorgen wekte in mij diepe bewondering op. Hoe deden ze dat: de aandacht verdelen over hun kind en het publiek? Hoe kon je je lichaam in zo’n korte tijd bewegen om melk door te geven aan je baby en vervolgens prikkelen om de juiste intonatie aan te slaan voor een bewogen verhaal? De Madonna’s met boekwerken bestonden dus echt! (Al zal dit anarchistische theatergezelschap mij de katholieke associatie niet in dank afnemen).

Toch voelde ik ook afschuw bij die bewondering: moeten moeders zichzelf dit aandoen? Is het uitputtende aanstaan op alle gebieden tegelijk nodig om jezelf te kunnen zijn; te moeten bewijzen. Is dit de manier om het Arnolfini-onderscheid te overbruggen – gelijktijdig een borstvoedende moeder (natuurlijk ook niet voor iedereen weggelegd) en een publiek figuur te zijn – in de voetsporen treden van de Nieuw-Zeelandse minister-president Jacinda Ardern?

Als ik denk aan dit combineren gaan mijn gedachten terug naar de dagen dat ik college en borstvoeding gaf – weliswaar niet tegelijkertijd. In de pauze na mijn les haastte ik me in een voor mij gereserveerd kantoortje waar ik het kolfapparaat aanzette en snel een lunch wegwerkte die ik van tevoren gehaald had. Los van dat het fysiek uitdagend was, miste ik toen vooral het informele contact met studenten en collega’s tijdens de pauzes. Het maakte dat ik me meer geïsoleerd voelde. Toen ik hier een keer met collega’s over probeerde te praten, merkte ik dat ik totaal de plank missloeg. Behalve dat het kennelijk ongepast was – wie bespreekt nu met collega’s haar borsten en de vloeistof die daaruit komt? – was het oninteressant voor het moment. Ik onderbrak hun gesprek over Adolf Loos, serendipiteit of weet ik veel wat voor intellectueel thema. (Ook Adolf Loos plaatste in zijn ontwerpen de vrouw in de keuken en de man in de bibliotheek.)

Het was voor mij duidelijk dat het spreken over de lichamelijkheden rondom het krijgen van een kind niet paste bij mijn werk. Ik leek mijzelf ermee te diskwalificeren. Als een boemerang werd ik zo geconfronteerd met mijn eigen desinteresse waar ik dit stuk mee begon: zwangerschap, bevallen of borstvoeding, allemaal leuk en aardig, je hoeft er geen boek over te lezen of diepzinnig gesprek over te voeren. Het hoort er gewoon bij, maar andere thema’s zijn interessanter. Boem.

En daarom dit stuk. Niet om honderdtachtig graden te draaien en me nu maar helemaal te verliezen in de ‘baby bubble’ zoals vaak wordt geadviseerd. Maar om terug te komen op mijn stellige desinteresse voor dit allemaal en eerlijk toe te geven dat het moederschap serieuze reflectie verdient. Af en toe een gesprek hierover dat zich niet beperkt tot moeders onderling, kan juist diegenen die het even niet lukt om een intellectuele madonna te zijn weer een stukje dichter naar het raam trekken.

2 Comments

  1. Dag Carmen, ben bijzonder getroffen door je prachtige persoonlijke verwoording van iets heel essentieels: moeder worden en zijn en altijd blijven. We zijn nu in de Vaucluse. Zal later wat uitgebreider reageren.

    Hartelijke groet, Arie

    Verstuurd vanaf mijn iPad

    >

    Like

  2. Dag Carmen, zoals ik in mijn eerste reactie op jouw prachtige column al aangaf, was ik echt ontroerd door wat je hierin beschreef en analyseerde: jouw persoonlijke ervaringen met het moederschap. Een essentieel onderdeel van het menselijk bestaan. Ook bij herlezing na thuiskomst van een heerlijke vakantie in de Provence, met veel zon en veel landschappelijke schoonheid raakt de tekst me diep. Jouw beschrijving van de heel bijzondere ervaring die het voor je was moeder te worden is heel treffend en heb ik eigenlijk nog nooit zo gelezen. Toen ik deze column las, dacht ik direct, dat deze een groter publiek zou moeten bereiken. Dat beeldje dat je als illustratie toevoegde van de “Meester van de lastige kinderen” kende ik niet. En fraaie illustratie wel van jouw overdenkingen. Ik hoop niet dat jullie zelf lastige kinderen zult krijgen.

    Nogmaals, ik hoop dat jouw column een groter publiek mag krijgen. Ik vrees dat je vanaf nu weinig tijd meer zult hebben voor de bijzondere zoom conferenties, waar ik met veel plezier aan heb deelgenomen. Benieuwd ben ik ook of het je bevalt in Nederland en met jullie beider nieuwe baan in Amsterdam. Een groot verschil met Spanje.

    Fijn weer iets van je te hebben gelezen.

    Hartelijke groet, Arie

    Verstuurd vanaf mijn iPad

    >

    Like

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s