Een basisschoolherinnering: ik mag de boekjes van mijn leesniveau niet lezen omdat de inhoud te spannend voor mij is. Lagere niveaus vind ik stom. Die boekjes staan vol zinnen als: Mies zit op de wip. Mies is met Kim. Kom zegt Mies. Kom op de wip.
Een hedendaags prentenboek: de brug verderop is afgesloten zegt de wolf tegen het varkentje in de cabrio. Hoe lang gaat dat nog duren, verzucht het varkentje? Ik heb nog meer te doen. Om de tijd te doden gaan ze naar het huis van de wolf waar zijn wolvenvrouw hen al opwacht met drie kopjes koffie. Nee het is niet eenzaam hier, we krijgen soms bezoek. Het gesprek komt maar moeilijk op gang. Ben je schilder vraagt het varkentje, wijzend naar het schilderij van de brug? Nee, is simpelweg het antwoord. De gesprekken zijn leeg, de ruimtes zijn leeg, de pagina’s zijn leeg, door het raam zie je bijlen en omgehakte bomen.

(detail uit het boek De Brug)
Vanaf vijf jaar lees ik op de achterkant. Dit zie ik pas nadat ik dit geniale boek van Eva Lindström aan mijn driejarige zoon voorlees. Hij trekt zich overigens niet veel aan van de oplopende spanning. Het zijn lieve wolven volgens hem. Ik vraag me af waar hij dat uit opmaakt: de koekjes, de koffie? Of zegt hij het toch om zijn angst te bezweren? Hij heeft natuurlijk nog niet het doorgewinterde sprookjesmotief van de wolf en de onschuldige voorbijganger in zijn culturele geheugen. Maar welke aanknopingspunten heeft hij wel? Lijkt hoe hij en hoe ik het verhaal beleven enigszins op elkaar?
Willem Jan Otten dichtte daarover:
Ik zei: dit nu is water.
Wa-ter.
Wa-ter.
Wa-ter zei ik nog een keer
En jij zei: bwa-pl
Je zei het nog een keer.
Het was zeker, zoontje van mij,
dat wij hetzelfde niet begrepen.
(fragment uit Bwa-pl, 1994)
De laatste zin van het gedicht, zo legde mijn leraar Nederlands eens uit, is waar het om gaat. Door te zeggen dat ze hetzelfde beiden niet begrepen, plaatst hij het volwassen denken niet boven dat van het kind, maar eerder ernaast. Zowel vader als zoon pogen iets te begrijpen, wat niet lukt.
Laatst probeerde mijn zoon, die van drie, de schemering te begrijpen. Het werd donker en we hoorden een zoemend geluid dat we niet konden thuisbrengen. Is dat het geluid dat ’s avonds alles donker maakt, vroeg hij? Ik verbaasde me, zoals zo vaak, over hoe een kind de wereld kan zien: vol samenhang en nog te ontvouwen geheimen zoals een oorzakelijk verband tussen licht en geluid. Ik dacht aan hoeveel er nodig was om de schemering op een volwassen manier te begrijpen: een besef van de ruimte, de ronde aarde, het om zijn as draaien, de zon als middelpunt. Maar was dit daadwerkelijk een beter begrijpen?
Mijn zusje, Cecile, tekende voor zijn geboorte zelf een prentenboekje. Daarin gaat de zon letterlijk onder in de zee. In de zee beleeft de zon allerlei avonturen voor hij weer op komt. Voorlopig zit dit ergens in mijn zoon zijn referentiekader om de schemering te begrijpen. Die ronde aarde komt later wel.
Laatst bezocht ik met mijn kinderen de tentoonstelling over de fotograaf Chas Gerretsen in het Groninger Forum. Eerder liet ik me wegsturen – niet voor kinderen, te veel geweld, werd mij gezegd. Weer kreeg ik diezelfde waarschuwing, maar ik had mezelf voorgenomen dat wanneer het te erg zou zijn ik gewoon een filmpje van de Teletubbies zou opzetten. Zonder geluid uiteraard: museummodus.
Mijn jongste zoon lag te slapen onderin de dubbelwagen. Nadat mijn andere zoon had geconstateerd dat er geen filmpjes over prinsessen waren – hij dacht waarschijnlijk dat we naar Story World gingen, iets hoger in hetzelfde gebouw – gingen de Teletubbies aan. De foto’s zeiden hem simpelweg niets. Gerretsen zijn leven is fascinerend omdat hij zowel oorlogsgeweld – o.a. Vietnamoorlog – als Hollywoodfilms over oorlog – o.a. Apocalypse Now – fotografeerde. Juist de film set foto’s – de fictieve foto’s – zijn het meest expliciet.
Er staat me een anekdote bij van een moeder die per ongeluk met haar kind door een hoerenstraat loopt. Hebben ze het niet koud, vraagt het kind?
Hoewel kinderen natuurlijk last kunnen hebben van angsten en nachtmerries zegt veel van onze terughoudendheid over het tonen van spannende beelden iets over onze eigen referentiekaders. We begrijpen wat we zien in relatie tot wat we weten over de wereld. We zien niet alleen rook uit een parlementsgebouw, een vrouw met weinig kleding aan, een man met een geweer in zijn hand, maar een militaire coup, uitbuiting en moord. We willen het kind tegen de wereld beschermen. Nog even, nog even.
Toch zal langzamerhand de tijd rijp worden om tot een gesprek over de wereld te komen. Ook Mies op de wip helpt daarbij. Bwa-pl wordt water. Helemaal bevredigend zal dit niet zijn, maar zo komen we wel tot een gezamenlijke taal om uitdrukking te geven aan wat ons verwondert, beangstigt of verontwaardigt.
Het varkentje loopt terug naar zijn cabrio. Hij rijdt verder maar kan de brug niet vinden. In de boom zit een kraai die de situatie opheldert: er is helemaal geen brug. Het einde overrompelt me: zo absurdistisch voor een kinderboek, zo open, wat een lef! Mijn zoon herhaalt de zin met een schelle kraaienstem en beiden liggen we in een deuk.