Als je met de boot naar Palma de Mallorca reist, schittert bij aankomst de kathedraal ‘La Seu’ sierlijk in het zonlicht. Tenminste, dat was het geval toen ik erheen reisde. De zon stond laag en het middeleeuwse bouwwerk lichtte als een oranje vlam op uit de stad. Wat ik toen nog niet wist was dat er elders ook een kathedraal stond te branden, maar dan letterlijk. Het was de avond van de Notre-Dame.
Een Mallorcaanse collega had me allerlei culturele tips meegegeven over het eiland. Wat betreft La Seu, al gesticht in 1229, moest ik vooral letten op de prachtige rozetten – de enorme ronde glas-in-loodramen uit de veertiende eeuw. Eén ervan is met bijna honderd vierkante meter oppervlakte de grootste uit de gotische architectuur. Dan was er ook nog het werk van Miquel Barceló. Natuurlijk vond hij het kunstwerk mooi, schreef hij, maar of het helemaal paste in zo’n eeuwenoude kerk – daar had hij zijn twijfels over. Vooral dat laatste maakte mij nieuwsgierig. Een grote hedendaagse muurschildering in een iconische kathedraal: dat moest ik zien!
Miquel Barceló is een van de meest gevierde Spaanse kunstenaars van dit moment. Hij is geboren en getogen op Mallorca. Daar leerde hij een andere grootheid, Joan Miró, kennen die zijn werk sterk beïnvloed heeft. Beiden delen ze de liefde voor het inheemse wat hun werk vol maakt van simpele kleurrijke figuren en oervormen uit de natuur. Barceló’s meest beroemde en beruchte werk is een plafondschildering in het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in Genève: beroemd vanwege het ambitieuze idee om pigmenten uit de wereld in een soort grot over de vergaderzaal te laten druipen; berucht vanwege de torenhoge kosten en de dubieuze financiering. Voor de kathedraal in Mallorca kreeg hij de opdracht om een van de hoofdkapellen volledig te renoveren. In 2006 was het klaar.
Eenmaal in de kapel van Barceló viel allereerst het gedempte licht me op. Ik had net de enorme rozetten gezien die een prachtig spektakel van kleur in de kerk veroorzaakten. De raampjes van Barceló zijn echter zwartgrijs geschilderd, met enkel dunne spleetjes erin. Het was de dag na de brand van de Notre-Dame, en ik dacht direct aan zwartgeblakerde sporen die een verwoestend vuur achterlaat. Het werk bestaat verder uit een dikke laag terracotta dat de hele wand van de kapel bedekt. Terwijl mijn ogen wenden aan het ligt, bekeek ik het materiaal. Aan de randen krult de klei iets om en over de hele oppervlakte barst het als craquelé op een oud olieverfschilderij. Ondanks deze toespelingen op verval, is het werk allesbehalve levenloos. Het is alsof uit de scheuren vissen tevoorschijn komen en planten en fruit ontkiemen. De voorstelling bruist van leven. Dit poëtische spel waarin de barst lijkt te staan voor zowel het eind als het begin van iets, komt ook inhoudelijk terug in het werk. Hoewel in alle boekjes staat dat het tafereel gewijd is aan de apostel Petrus en het wonder van de vermenigvuldiging van de vijf broden en twee vissen, is in het centrum van de voorstelling de opstanding te zien van Christus. Op zijn handen, voeten en linkerborst zijn de dodelijke steken als diepe gaten in de klei te zien. Hij wordt echter omringt door een woelige onderwaterwereld van koralen en vissen die eerder aan een oerbegin dan aan de dood doen denken. Het is als het tempelkleed uit de Bijbel dat scheurde toen Christus stierf: het nieuwe begint vaak in de kieren van een oude traditie.



Met in het achterhoofd de Notre-Dame kregen deze ideeën over nieuw en oud ineens een andere bijklank. In de dagen erna kwam op internet het gesprek op gang over wat met de verwoeste delen in de toekomst zou gebeuren. Zouden ze de kerk weer volledig reconstrueren zoals hij was? Of zou er ook ruimte zijn voor iets nieuws, iets hedendaags? Zou de ramp, in andere woorden, omgevormd kunnen worden tot creatieve destructie: het vernietigen van iets traditioneels om een podium te geven aan het nieuwe.
Wat dat betreft is het werk van Barceló een fantastisch voorbeeld. Anders dan mijn collega vond ik het geweldig goed passen in La Seu. De kathedraal is namelijk sowieso al een verzamelplaats van heel uiteenlopende kunstwerken die over een bestek van eeuwen tijd zijn gemaakt. Zo vind je er eeuwenoude graftombes, middeleeuwse schilderingen, maar ook een moderne kroonluchter en baldakijn die zijn ontworpen door de beroemde architect Antoni Gaudí. Het vloeken van al deze verschillende beeldtalen is het levende bewijs dat de kathedraal eeuwen wist te trotseren. Het werk van Barceló voegt daar onze tijd aan toe. Het is hedendaags in de indrukwekkende grootte, de directe primitieve beeldtaal en de poëtische wijze waarop het speelt met de oude verhalen. Willen kathedralen zoals La Seu en de Notre-Dame niet verworden tot een fossiel uit oude tijden, dan is een barst in alle glorie, op zijn tijd, een goed begin.
Dit stuk verscheen eerder op HartjeSpanje en is bekroond met de Proef Spanje Blogprijs 2019.