Van staattaal naar straattaal

Mag ik van jou de ‘subsidieslurper’ uit de categorie Onderwijs en Cultuur? En ook de ‘haatbaard’ van Veiligheid en Justitie? Kwartet!’ Wie dit hoort is beland in het kwartetspel Staattaal van kunstenaar-ontwerper Yuri Veerman. Op tweeëndertig kaartjes staan uitspraken van politici die strategische samentrekkingen bevatten. Het woord ‘haatbaard’ maakt bijvoorbeeld elke baard van een moslim tot een symbool van terroristisch kwaad en ‘subsidieslurper’ zet zonder argumentatie het bekostigen van kunst buiten spel.

© Yuri Veerman

Het leek me leuk om van het politieke spelletje zelf weer een spelletje maken, zodat burgers het ook kunnen spelen’, vertelt Yuri Veerman in het Radio-1-programma De Taalstaat. Het kwartet lijkt dan ook een poging om de vaak door spindoctors verzonnen woorden spelenderwijs voor een breder publiek inzichtelijk te maken. Maar wat zegt het kwartet eigenlijk over het spel dat er in de politiek gespeeld wordt?

Om de politieke functie van taal beter te begrijpen is het interessant te kijken naar het werk van de Franse filosoof Jacques Rancière. In zijn recente publicaties betoogt Rancière dat politiek in eerste instantie niet gaat over praktische zaken – zoals het verdelen van goederen of diensten – maar over de weergave van de samenleving. Politiek is volgens hem een beeldenstrijd waarin taal en afbeeldingen de belangrijkste wapens zijn. Hij spreekt dan ook over ‘de esthetiek van de politiek’. Hoewel het woord ‘esthetiek’ tegenwoordig vaak gebruikt wordt als synoniem voor kunstbeschouwing of schoonheid, heeft het in Rancière’s filosofie een bredere strekking. Alle praktijken die invloed uitoefenen op wat zichtbaar is in de samenleving noemt hij ‘esthetisch’. Te denken valt aan journalistiek, commercials, kunst of spreektaal.

Als we kijken naar de a priori categorieën van Immanuel Kant wordt dit idee duidelijker. Kant stelde dat we de wereld nooit rechtstreeks kunnen benaderen. Onze waarneming verloopt via ons verstand, waardoor we de wereld al in een bepaalde vorm zien: ruimtelijk, causaal en tijdelijk. Rancière neemt dit over, maar vult het anders in. Voor Rancière zijn het esthetische praktijken die onze blik op de samenleving sturen. De krant bepaalt bijvoorbeeld dat we sommige mensen wel zien en anderen niet. De vormgeving van gebouwen maakt dat we de ene ruimte vrijelijk betreden, terwijl we heel goed weten dat we ergens anders niet welkom zijn.

Dit lijkt misschien een open deur, maar Rancière geeft hier een originele draai aan. Hij stelt namelijk dat deze esthetische sturing van onze blik het domein is van de politiek. Anders dan de onveranderlijke categorieën van Kant kan de esthetische laag waar Rancière het over heeft constant worden bevestigd of aangepast. Alles wat erin slaagt onze blik te veranderen, of het nu afkomstig is uit de journalistiek, de kunsten of uit onze spreektaal, noemt hij ‘politiek’.

Rancière’s nadruk op de esthetiek van politiek maakt het iets begrijpelijker dat woordspelletjes in de Tweede Kamer zo serieus genomen worden. Taal is een politiek wapen. Een nieuw verzonnen woord kan gezien worden als een poging om onze blik op de samenleving te beïnvloeden. Zo moedigt het woord ‘haatbaard’ aan om moslims met baarden als slechte mensen te zien. Dit wordt heel concreet op zintuiglijk niveau op het moment dat een niet-moslim ineens meer alert is als hij of zij een moslimman ontmoet.

Tegelijkertijd zegt Rancière’s these ook iets over de taal van niet-politici. Als taal een politiek wapen is, dan betekent dit ook dat dit wapen overal te vinden is. Niet alleen in Den Haag, maar ook aan de eettafel, in reclames, of hier op deFusie. Politiek is hierdoor lang niet altijd te herkennen als politiek. Wanneer we in de kroeg grappen over ‘een hipsterbaard’ hebben we vast niet door dat dit net zo’n soort woord is als ‘haatbaard’. Toch kan ook dit woord beïnvloeden hoe er tegen een bepaalde groep mensen aangekeken wordt.

Het staattaalkwartet ontmaskert deze esthetische werking van politiek. Je ervaart letterlijk hoe betekenissen tot stand komen door beladen woorden te categoriseren en een context te geven. Daarnaast zit er een humoristisch element in het spel. De neologismen zijn zo vergezocht dat ze lachwekkend zijn. Hierdoor kunnen de woorden hun haatzaaiende kracht verliezen. De staattaal wordt gemaakt tot een lachwekkend, onbetekenend spelletje.

Tegelijkertijd schuilt er ook een gevaar in het spelen van het kwartet. Rancière betoogt dat politiek, juist omdat het een beeldenstrijd is, in handen is van iedereen die taal en beelden produceert. Het kwartet, daarentegen, toont slechts de woorden van enkelen. De meeste woorden zijn zelfs afkomstig van Geert Wilders. Een onbedoeld effect van het werk kan zijn dat deze woorden nog verder ingeburgerd raken.

Dit is het grootste probleem van Veermans spel. In tegenstelling tot de filosofie van Rancière versterkt het kwartet het idee dat politieke taal vooral de taal van politici is. Hoewel het mooi is dat het kwartet deze taal op een speelse wijze bevraagt, vraag ik me af of de nadruk op staattaal niet juist maakt dat de politieke werking van de taal van de burgers ondergesneeuwd raakt. Veerman kan wel zeggen dat burgers nu eens mee kunnen doen met ‘het politieke spelletje’, maar miskent hij daarmee niet dat wij allang meespelen met het esthetische spel van de politiek?

Steeds maar weer herhalen en versterken, krantenartikelen, kunstwerken, en twitterberichten de woorden van politici. Er zouden meer journalisten, kunstenaars en cartoonisten moeten zijn die wijzen op de politieke kracht van onze eigen woordenEen beter besef van de politieke werking van taal die binnen ieders bereik ligt maakt misschien dat we minder aan populistische politici overlaten. Wellicht kan Veerman nog een tweede versie van zijn kwartet maken, dit keer geïnspireerd op straattaal. Mag ik van jou alvast ‘De hipsterbaard’ uit de categorie ‘Food festivals’?

Dit stuk verscheen eerder op De Fusie.

2 Comments

  1. Dag Carmen, met plezier heb ik je mooie stuk weer gelezen over Staattaal. Heel goed verwoord en met goede argumentatie. Ik weet niet of je de blog van Tinneke Beekman kent, die ik al een paar jaar volg, een bijzondere Vlaamse filosofe/columniste, die over vergelijkbare dingen schrijft. Daar deed jouw column me nu aan denken. Ik stuur je de link. Wat dit stuk betreft, ik ben het niet eens met je opmerking over “populisten”, het is te gemakkelijk om van sommige onwelgevallige politici populisten te maken. Naar mijn idee zijn bijna alle politici populisten, ook degenen die in de modieuze MSM wel deugen. Met dat woord populist zet je een tegenstander te gemakkelijk en ongeargumenteerd in een kwade hoek. Net als met de term racist, fascist, haatbaard of hipsterbaard, zoals jij schreef. Misschien nog eens een onderwerp voor je om een stuk over te schrijven?

    Zit je nog steeds in Madrid?

    Ik blijf je graag volgen via je blog.

    Hartelijke groet, Arie

    Verstuurd vanaf mijn iPad

    >

    Liked by 1 person

    1. Beste Arie,

      Wat leuk een reactie van jou op mijn website! Ik heb hem deze zomer vernieuwd en wat oude teksten erop verzameld. Dit is een blog uit 2016. Heel leuk dat je hem zo kreeg te lezen.

      Goed punt, wat betreft het woord ‘populisten’. Misschien is het ook daarom veel leuker om naar straattaal ipv naar staattaal te luisteren. En bedankt voor het compliment – de vergelijking met Tineke Beeckman. Ik kende haar al uit de media, maar haar blog nog niet.

      Ik zit inderdaad nog in Madrid! Lezen jullie nog steeds Proust in Oosterhouw?

      Hartelijke groet,

      Carmen

      Like

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s