Afgelopen week bezocht ik het IGC (International Geographers Conference) in Dublin. Geografen van over de hele wereld kwamen er samen om hun onderzoek met elkaar te bespreken. Daar zaten ook geografen tussen die kunst bestuderen. Voor ik bij de afdeling culturele geografie terecht kwam, had ik daar geen beeld bij. Op welke manier is kunst een zaak voor geografen?
Allereerst natuurlijk de vraag: wat is geografie? Het roept voor buitenstaanders associaties op met landkaarten, bodemtypen of het vak aardrijkskunde op de middelbare school. Hoewel dit allemaal zeker onderdeel vormt van geografie, is er ook zoiets als sociale of culturele geografie, waar de bestudering van de kunsten meestal onder valt. Deze tak van geografie bestudeert net als sociologie het collectieve gedrag van mensen. Hoewel sociologie en sociale geografie soms overlappen, ligt bij culturele geografie de nadruk op de plek waar het gedrag van mensen plaatsvindt. De schaal van de plek kan verschillen. Het kan gaan over een gebied, zoals Australië of het Waddenzeegebied, een soort gebied, zoals een landelijk of stedelijk gebied, of over hoe plekken, zoals winkels, straten of kerken samenhangen met het gedrag van mensen.
Geografen bekijken kunst dus niet als geïsoleerd fenomeen maar verbinden het met de plek waar het gemaakt of beleefd wordt en de mensen die daar leven. Dit verraadt direct al het soort kunst waar geografen vaak geïnteresseerd in zijn: kunstwerken met een sterke relatie tot hun omgeving. Denk aan muurschilderingen, landschapskunst, of community art.

Afgaande op het aantal presentaties, zou je denken dat de muurschildering de favoriete kunstvorm van geografen is. Zo vertelde Patrycja Gryś over de Poolse stad Lódź. Voor de jaren negentig dienden grote muurschilderingen in deze stad vooral als advertenties. Nu is het veelal een vorm van citymarketing. De meeste muurschilderingen geven symbolen of belangrijke gebeurtenissen van de stad weer. Schruti Mehta bekeek muurschilderingen in Patna, een stad in India. Daar heeft de overheid kunstenaars betaald om de muren langs de rivieroever op te knappen. De opdracht was om beelden te schilderen die de lokale identiteit weerspiegelen. Zo is er een schildering in de lokale Madhubanistijl, gekenmerkt door vele stippen. Volgens Mehta slagen de kunstenaars erin de authenticiteit van de stad weer te geven. Antonio Garcia-Garcia en David López-Cascado schetsen een kritischer beeld van het zuiden van Spanje. Garcia betreurt het dat muurschilderingen overal ter wereld steeds meer op elkaar gaan lijken en een rol in gentrificatieprocessen lijken te spelen. Daartegenover stelt hij collectieve muurschilderingen. Dit zijn lang niet altijd de mooiste, maar volgens hem wel degene die het meest bijdragen aan community building. In discussies over deze projecten kwam vooral naar voren of de muurschilderingen een al dan niet vooropgezette functie vervullen in een gebied. Ze dienen als stadsmarketing, gebiedsontwikkeling, advertenties of manier om gemeenschappen samen te laten werken. Opvallend is dat illegale, kritische grafitti’s, of marginaal geklad op gebouwen weinig tot geen aandacht kregen. Zijn dit niet bij uitstek bottom-up vormen van kunst die iets laten zien van wat er onder de mensen speelt?
Vanwege mijn onderzoek naar kunst en mienskip in Friesland, hadden vooral projecten die gemeenschapsprocessen onderzochten mijn interesse. Zo sprong het werk van Ana Maria Fernandez er voor mij uit. Zij onderzocht hoe Braziliaanse migranten in Dublin samen een gemeenschap vormen door met elkaar de Forró te dansen. Wekelijks doen ze dit op de Grand Canal Dock – een groot vlak plein dat zich uitermate leent voor zwierige danspassen. Dit simpele gegeven van een wekelijkse activiteit helpt de Braziliaanse migranten elkaar te vinden, uitdrukking te geven aan wat hen verbindt en hun zichtbaarheid in de stad te vergroten. Het voorbeeld liet mij zien hoe belangrijk de fysieke plek is voor dit soort processen. Als het te koud wordt, verruilt de gemeenschap het gratis toegankelijke plein voor gehuurde studio’s, waar vervolgens de drempel om mee te doen door entreegeld hoger ligt en ze minder zichtbaar zijn. In gesprekken met andere congresbezoekers, kwam ik erachter dat het plein in een gebied ligt dat ook wel Silicon Docks wordt genoemd. Een excursie van het congres liet het gebied als ver doorgevoerd voorbeeld zien van de Smart City: een sterk door hightech beheerd en geoptimaliseerd gebied. Het doet mij afvragen of de Braziliaanse dansers ook getrackt worden. Zouden hun spontane grassroot activiteiten wellicht van pas komen in het verhullen van de gestroomlijnde sociale processen die het gebied kenmerkt? Of moet het al gezien worden als onderdeel daarvan?

‘People dance the Brazilian forró at Grand Canal Square in Dublin. Photograph: Tom Honan.’ Via The Irish Times (link)
Het thema gemeenschap kwam op heel verschillende manieren naar voren. Het ging soms over kunstenaars die samenwerken met lokale gemeenschappen, zoals in het grootschalige EU project Waterlands. Het woord ‘gemeenschap’ staat hier voor de deelnemers van een kunstproject. Een veelbesproken vraag is of deze deelnemers wel representatief zijn voor de algehele lokale bevolking en of dit een probleem is als dit niet zo is. Gemeenschappen kwamen ook naar voren als culturele groepen, zoals de eerdergenoemde Braziliaanse migranten. Veel indruk maakte een presentatie over de etnische minderheidsgroep, de Kuki People. Seikhongam Haokip liet zien welke rol muziek speelt in hun strijd om erkenning. Soms gebruikten onderzoekers het woord gemeenschap simpelweg voor de lokale bevolking. Zo vertelde mijn collega Shiyu Huang over de in China door de overheid opgezette ‘artists villages’. De vraag is in hoeverre de lokale bevolking dit concept oppakt en hiervan profiteert. In andere presentaties, zoals mijn eigen, ging het over een bepaald type gemeenschap. Ik ging in op het idee van een rurale gemeenschap en besprak of dit type gemeenschap meer betrokken zou zijn bij het bottom-up organiseren van kunstprojecten. Meer in het algemeen werd er in andere presentaties ook gekeken naar hoe de lokale bevolking op plekken toegang heeft tot culturele faciliteiten.
Wat mij opviel is dat van alle presentaties over kunst die ik bezocht er vrijwel geen een over museale kunst ging (enkele landschapsschilderijen uitgezonderd). Niemand besprak een tentoonstelling of een oeuvre van een kunstenaar. Het contextloze van museummuren – ook wel de white cube genoemd – maakt dat kunstwerken kunnen circuleren van plek tot plek, zonder daar echt een verbinding mee aan te hoeven gaan. Dit maakt dit soort kunstwerken wellicht minder interessant voor geografen. Het voordeel hiervan is dat er op een geografiecongres in elk geval geen museale bias is bij de bestudering van kunst. In plaats van een nadruk op sterartiesten, was kunst op het IGC vooral een dagelijkse bezigheid van mensen of een belangrijk onderdeel van hun leefomgeving. De enorme variëteit van zowel voorbeelden als benaderingen van kunst door de internationale reikwijdte van het congres maakte het gesprek erover soms behoorlijk gecompliceerd. Toch loonde de moeite om dat aan te gaan. Het liet des te meer zien hoe de functie van kunst samenhangt met de sociaalpolitieke context, de plekken en de mensen die ermee verbonden zijn.